De zakenwijk van Colombo, met de regeringsgebouwen, banken en andere commerciële ondernemingen, 5-sterren hotels en warenhuizen, heet nog steeds 'Fort', want dat is wat het ooit was. Het fort van Colombo, die net als Jaffna en Galle waren echte vestingsteden.
Het werd afgebroken rond 1870 in het belang van de stedelijke ontwikkeling, al snel gevolgd door de meeste van de gebouwen binnen het oude fort. Vandaag de dag is er niets meer veel van over, maar is de vorm in een luchtfoto's en het regelmatige grid (patroon) van de straten nog zichtbaar, sommige delen van de muren, het ziekenhuis, de eenzame Delftse Poort dat nu een nutteloze doorgang is verscholen tussen moderne hoogbouw, nauwelijks herkenbare delen van het Gouverneurs Huis, en wat prullaria, zoals een lelijk en verloren gegaan magazijn in de haven.
Natuurlijk zijn vandaag de dag de historische overblijfselen, gewaar-deerd als monumenten van geschiedenis en bezienswaardigheden van toeristische belangstelling, dus de meeste van de gebouwen die wel zijn gebleven zijn onlangs gerenoveerd. De belangrijkste bevinden zich buiten het oorspronkelijke fortgebied, zoals het Dutch Period Museum en de Wolfendhal Kerk.
Na het in beslag nemen van het Portugese fort van Colombo in 1656, werd het westelijke deel door de Nederlanders gedeeltelijk gesloopt, en geherstructureerd en verbeterd en geproviteerd van de natuurlijke kracht van de ligging tussen een meer en de zee. Aan de landzijde was er een brede gracht aangesloten op het meer, die was bevolkt met krokodillen, en verder ontstond Pettah, de 'oude stad'. De oude Portugese muren en bastions waren er gesloopt. Het fort werd ontsloten met Pettah via de Koningsstraat, nu Main Street, die begon bij de Delftse Poort, of East Gate, stak de gracht over door een ophaalbrug, die liep tussen de zee en Pettah en eindigde op Kayman's Gate, waarvoor een oude Portugese poort gebruikt werd. Vanaf daar leidde de weg langs de rivier “Kelani” naar Hanwella.